Henri Prins werkte tot zijn pensioen als WUR-onderzoeker. Naar aanleiding van de stikstofdiscussie sloot hij zich eind vorig jaar aan bij de Stichting Samenleving, Landbouw en Natuur en publiceerde het rapport ‘Natuur anno 2023’ waarin hij op basis van de ontwikkeling van typische Natura 2000-soorten concludeert dat vanaf 2000 niet meer dan 14 procent ervan…
U stelt dat er geen antwoord is op de vraag hoe de natuur zich ontwikkelt. Beantwoordt de LPI deze vraag niet?
Nee, omdat de LPI fauna- en geen florasoorten bevat. Flora krijgen in de habitatomschrijvingen verreweg de meeste aandacht. Aan faunasoorten kan ik niet ontlenen of bepaalde planten in bepaalde gebieden voorkomen en in welke mate. We hebben de trends die het CLO presenteert met onze trends vergeleken. Deze komen redelijk overeen, maar CLO kijkt niet naar dezelfde soortenselectie.
U bent gaan kijken naar 521 soorten gedurende een kortere periode. Waarom is uw dataset wel representatief?
Omdat het de soorten zijn die zijn aangewezen als habitattypisch in de profielbeschrijvingen van de niet-maritieme habitats die Nederland kent. Het CLO wijkt daar dus van af. De habitat droge heide is een voorbeeld. De profielbeschrijvingen zijn omschreven op www.natura2000.nl van het ministerie. De tijdspanne van 2020 tot heden sluit aan bij de Nederlandse uitleg van Habitatrichtijn 92/43.
Waarom gebruikt u de data van de soortenorganisaties?
Dit is de beste databron die openbaar en kosteloos is. Het aantal waarnemers is in de laatste jaren telkens gegroeid en daarmee de kans dat een soort daadwerkelijk wordt aangetroffen. Gelukkig is voor de meeste soorten een statistische correctie voor waarnemingsintensiteit toegepast. Bij gebruik van de ‘ruwe’ gegevens zou ik ten onrechte concluderen dat soorten zouden toenemen. Bij soorten waarbij de correctie niet is toegepast, heb ik de ontwikkeling pessimistischer geduid dan de cijfers aangeven. Veel soortenorganisaties geven naast de verspreiding ook de ontwikkeling van de populatie aan. Voor florasoorten is helaas geen historische informatie beschikbaar. Daardoor weet ik wel óf een plantensoort in een bepaald gebied voorkomt, maar niet of het er één is of duizenden. Een andere kanttekening is dat ik de data niet over een Natura 2000-kaart kan leggen. Ik refereer aan het landelijk voorkomen van soorten, niet aan soorten in Natura 2000-gebieden. Met de soorten gaat het in het algemeen goed. Dat zegt niet dat ze ook goed gedijen in de Natura 2000-gebieden, dat ligt aan de omstandigheden.