Het hanteren van CO2-equivalenten per liter melk als maat voor klimaat- of milieuprestatie is erg arbitrair. Wetenschappers stellen: kijk naar de totale uitstoot en maak daarvoor een weging per liter én per hectare. Het doet extensievere bedrijven meer recht en brengt eerder de hele koolstofuitstoot naar beneden.
De universiteit van Leuven bracht in 2020 een rapport uit waarin staat dat in de eerste twintig jaar van deze eeuw de koolstofvoetafdruk van de Belgische melk met 30 procent gedaald is, als je het per liter uitrekent. Wetenschappers in Leuven voeren deze berekening iedere vijf jaar uit. Ze rekenen lachgas en methaan om naar CO2-equivalenten en tellen die op bij de ‘gewone’ CO2-uitstoot. Voer, mest, energie … ze rekenen alles mee. De koolstofvoetafdruk per liter melk daalt dan van 1,32 naar 0,93 tussen 2000 en 2020.
Dat klinkt goed. Volgens Gerard Migchels van Wageningen Universiteit en Research geldt eenzelfde prestatie als de Vlaamse voor de Nederlandse melkveehouderij. Toch zal deze efficiënte methode van melkproductie volgens hem niet voldoende zijn om klimaatdoelen te halen, want feit is dat er in Vlaanderen en Nederland veel koeien zijn. “De absolute kilo’s kooldioxide moeten naar beneden. We moeten in 2050 als veehouderij klimaatneutraal zijn. Daarvoor zullen we dus ook de emissies moeten compenseren. Deels zal dat uit voer en fokkerij moeten komen, maar de rest van met name de methaanuitstoot, zullen we moeten compenseren met andere maatregelen.” Daarvoor zullen bos, agroforestry, olifantsgrasteelt of andere ideeën nodig zijn, denkt de veehouderij- en emissiedeskundige van WUR.
Boosdoeners
Kooldioxide is een broeikasgas, maar lachgas en methaan zijn sterkere broeikasgassen. Lachgas kan uit de bodem vrijkomen en rundvee zal altijd bij de voervertering methaan produceren. Methaan is een 27 maal zo sterk broeikasgas als kooldioxide, en lachgas is zelfs 270 maal zo sterk als kooldioxide. De getallen zijn met nieuwe wetenschappelijke inzichten wat naar beneden bijgesteld, wat gunstig is voor de berekeningen richting melkveehouders, maar ze blijven groot.
Zuivelbedrijven stimuleren de productie van CO2-arme melk. Onder boeren die voldoen aan een lagere koolstofvoetafdruk per liter verdelen ze een premie. FrieslandCampina geeft leden tips om de voetafdruk per liter melk te verlagen. De tips gaan over de aanvoer van kunstmest en krachtvoer naar het melkveebedrijf, over het verteringsproces van de koe, over de behandeling van de bodem, energiegebruik en de mestopslag.
Groene energie en optimaliseren van de landbouwpraktijk dragen in hoge mate bij aan het verlagen van de kooldioxidevoetafdruk, maar ze zeggen vooral veel over de efficiëntie van de productie. Dit is waar de schoen wringt, volgens critici van dit meetsysteem. De hoogproductieve en zeer intensieve bedrijven in Noordwest-Europa kunnen zichzelf zo tot de kopgroep van de wereld rekenen. Absoluut stoten zij evenwel nog steeds veel CO2-equivalenten uit.
Biologische en andere extensieve melkveehouders scoren per liter minder gunstig vergeleken met gangbare vakgenoten, maar per hectare is hun uitstoot aanzienlijk lager. Biologisch adviesbedrijf Ekopart rekende in 2019 aan die verschillen. Gangbare bedrijven stootten volgens die berekeningen 25.000 CO2-equivalenten per hectare uit. Duurzamer initiatieven als die van Koeien & Kansen en On the Way to Planet Proof zaten onder de 22.000 equivalenten, maar biologisch zat met een lagere veebezetting per hectare rond de 13.000. De biobedrijven kenden een gemiddelde veebezetting van 1,5 grootvee-eenheid per hectare en produceerden 9.000 kilo melk per hectare.
Migchels werkte mee aan een rapport voor het ministerie, waarin een groep wetenschappers beschrijft hoe uitbreiden van het areaal aan biologische bedrijven bijdraagt aan klimaatdoelen. “Dat is positief voor het klimaat. Toen hebben we de kooldioxidevoetafdruk per hectare uitgedrukt. De impact van minder krachtvoer en geen kunstmest compenseert de nadelen in efficiëntie van biologische veehouderij.”
Extensievere bedrijven werken met veel vers gras. Daar waar het voer stengeliger wordt, komt er bij de vertering door herkauwers meer methaan vrij. Bedrijven die, bijvoorbeeld door meer kruidenrijk grasland en een later maairegime in verband met weidevogels, ruwer voer produceren, zijn dus in het nadeel bij de voetafdruk per liter, terwijl ze maatschappelijk gewenst gedrag hebben.
Schoen
Als je milieuprestaties gaat beoordelen op de koolstofuitstoot per liter melk, kom je er niet, zegt lector Climate Smart Dairy Value Chains Robert Baars van Van Hall Larenstein. “Dat is waar de schoen wringt”, zegt hij. “Die waarde is heel bruikbaar om systemen in Nederland en daarbuiten te vergelijken op efficiëntie, maar het zegt niet hoe het gehele pakket aan maatregelen op een bedrijf bijdraagt aan de duurzaamheid van dat bedrijf zelf of de hele sector.”
Toch gebruiken veel certificeerders de maat per liter om hun duurzaamheid te tonen. Baars: “Maar voldoen aan deze parameter is alleen te realiseren binnen een zeer intensieve praktijk. Biologische veehouders en andere extensieve veehouders komen nooit in aanmerking voor On the Way to Planet Proof.”
Bij zijn inauguratie in 2021 schudde Baars het bed op voor deze discussie. “Wat ik toen wilde zeggen is dat als we per liter en per hectare meenemen in de bepaling van de duurzaamheid, we veel meer in de richting komen. Als voorbeeld: als we dezelfde aanpak zouden hebben bij de stikstofdiscussie en die ook zouden omrekenen naar liter melk, zouden we het daar ook al hartstikke goed doen. Toch zullen we daar, net als bij de kooldioxide, de uitstoot absoluut naar beneden moeten brengen.”
Droge koe
Een koe die droog staat produceert al methaan. Dat heeft te maken met de werking van de spijsvertering bij het dier. Nederland verbloemt met efficiëntie dat er een duurzaamheidsuitdaging ligt, stelt Baars. Om alle typen melkveehouders recht te doen zou hij daarom zowel de kooldioxide-equivalenten per liter én per hectare willen wegen. Daarbij zou de extensiviteit van de bedrijven een rol kunnen spelen. De weging valt dan voor extensieve bedrijven meer in de richting van per hectare en voor intensievere richting per kilo product.
Migchels en Baars noemen beiden de KPI’s (Key Performance Indicators, Nederlands: Kritische Prestatie Indicatoren). Daarbij kijkt de duurzaamheidsbepaling naar een set van waarden die samen een gebalanceerd oordeel geven over de duurzaamheid van een (melkvee)bedrijf. In dat geheel kunnen ook zaken als waterkwaliteit, biodiversiteit of stikstof meetellen. Baars: “In feite heeft Planet Proof al een dergelijk systeem. Ik denk dat ze dit dus al anders kunnen doen zonder al te veel extra moeite.”
Extensiveren
Veebedrijven zullen de komende jaren vaak te maken krijgen met meer extensivering, omdat de overheid dat in verband met milieudoelen zal afdwingen. Baars denkt dat daardoor meer bedrijven in de rare spagaat zullen komen van klimaatvriendelijker worden en ondertussen niet meer aan de eisen van een keurmerk voldoen. Technische oplossingen als methaanafzuiging in de stal en voeradditieven die methaanuitstoot verlagen zullen in eerste instantie op intensievere bedrijven rendabel te maken zijn. Studenten van Baars kregen de opdracht om te rekenen aan de kooldioxidevoetafdruk per liter en per hectare. Die getallen geven al wat inzicht, al zegt Baars dat voor een goede weging van kooldioxide per liter en per hectare nog niet helemaal te zeggen is bij hoeveel dieren per hectare welke wegingsfactor hoort. “De oplossing zit wel in de combinatie.”
Fokkerij biedt volgens Migchels en Baars kansen. Het blijkt sterk genetisch bepaald hoeveel methaan een koe uitstoot. Dit is echter wel een langer proces. Koeien fokken die op dit vlak beter presteren is nieuw en gaat de nodige jaren kosten, waarschijnlijk tien of een veelvoud daarvan. Baars: „Maar er is hier heel veel variatie in binnen het vee.”
Veehouderij en koolstofopslag
De Nederlandse veehouderij kan bijdragen aan koolstofopslag in de bodem. Waar de maximale opslag bij akkerbouwland ongeveer op 50 ton koolstof per hectare ligt, kan een hectare permanent grasland wel tot 80 ton vasthouden. Een stimulans daarvoor zou naast de voertechnische, staltechnische en fokkerijtechnische oplossingen zin hebben, zonder uit het oog te verliezen dat de opslag een plafond kent.
Herbebossing op wereldschaal zou een belangrijke bijdrage geven aan de CO2-compensatie van landbouw, vervoer, menselijke consumptie en industrie. Het Zwitserse Crowter Lab becijferde dat er wereldwijd een miljard hectare grond beschikbaar is om dat te doen. Die oppervlakte compenseert tweederde van de CO2-uitstoot sinds de industriële revolutie. Maar grote delen van het areaal liggen buiten de invloedsfeer van Europa. De echte slagen worden gemaakt met herbebossing in Rusland, de VS, Canada, Australië, Brazilië en China. Kritische keuzes in de Nederlandse veehouderij zijn daarom nodig, stellen deskundigen.
Hoog opgeven over de efficiëntie van de Nederlandse melk of het de maat nemen van de andere. Wegcijferen van de Nederlandse zuivelketen, ook niet, zegt Baars. De vruchtbare rivierdelta leent zich immers wel voor hoge melkproductie. “Het moet hier passen binnen de ecologische grenzen en elders moeten we het ook beter maken.” Overigens verwacht Baars dat, als straks de stikstofproblematiek verholpen is, de kooldioxide discussie nog groter zal zijn.
Mensen bepalen
Consumptiegedrag van de mens bepaalt in hoge mate de duurzaamheid van de zuivelketen, stelt Baars. Als er dan op een pak melk een keurmerk staat voor klimaatprestaties, pleit Baars ervoor dat dit merk ook borg staat voor de prestatie en niet voor de efficiëntie van produceren. “En de situatie bij de consument is nu nog te veel dat hij wel klaagt over boeren, maar ondertussen goedkoop blijft inkopen.”
Wat betreft de boeren zou Baars graag willen dat ze de kans krijgen binnen de ecologische kaders te kunnen produceren. “Al meer dan een eeuw krijgen we steeds minder boeren. Laten we dus zorgen dat de boer zich aan kan passen aan die ecologische draagkracht. Wie met hart en ziel boer wil blijven, zal toch in die context moeten gaan denken. De parameter koolstofuitstoot enkel per liter melk bepalen staat andere duurzaamheidsindicatoren nu in de weg.”
Conclusies
- Voor een klimaatneutrale veehouderij zullen ook broeikasgasemissies gecompenseerd moeten worden.
- De hoogproductieve bedrijven in het Noordwesten van Europa behoren tot de kopgroep als het gaat om CO2-emissie per eenheid voedsel, maar stoten absoluut gezien nog steeds veel CO2 uit.
- Biologische melkveehouders hebben per hectare een aanzienlijk lagere CO2-emissie dan gangbare. Het niet aankopen van kunstmest en minder krachtvoer compenseren de verlaagde efficientie.
- Extensieve bedrijven met harkauwers zijn in het nadeel door ruwer voer waarbij meer methaan ontstaat, maar ontwikkelen zich in een maatschappelijk gewenste richting.
- De koolstofemissie per eenheid is heel bruikbaar om systemen in Nederland en daarbuiten te vergelijken op efficiëntie, maar het zegt niet hoe het gehele pakket aan maatregelen op een bedrijf bijdraagt aan de duurzaamheid van dat bedrijf zelf of de hele sector.
- De parameter koolstofuitstoot enkel per liter melk bepalen staat andere duurzaamheidsindicatoren nu in de weg.
- Om alle typen melkveehouders recht te doen zouden de kooldioxide-equivalenten per liter én per hectare gewogen kunnen worden. Welke wegingsfactor bij welk aantal dieren per hectare hoort is nog niet te zeggen.
- Fokkerij biedt kansen, maar is een kwestie van lange adem.
- Een stimulans voor koolstofopslag in de bodem is zinvol, maar deze opslag kent een plafond.
- Herbebossing compenseert op globale schaal een zeer groot deel van de koolstofuitstoot, maar ligt buiten de invloedssfeer van Europa.
De huidige beloning van boeren met extra melkgeld bij een lage CO2-uitstoot per liter melk levert een verkeerde prikkel op als het gaat om de landschapsontwikkeling, zegt melkveehouder Bote de Boer uit Tjerkwerd. Zijn weidevogelvriendelijke beheer leverde hem de Gouden Grutto op als prijs voor het weidevogelparadijs dat hij biedt, maar de keerzijde van deze aanpak is dat hij niet in aanmerking komt voor de premie voor lage CO2-uitstoot per liter.
Op een groot deel van zijn areaal start De Boer pas half juni met maaien om de kuikens van grutto’s, kieviten en tureluurs te beschermen. “Andere boeren hebben dan al twee sneden gehad. Maar zij hebben dan niet de kruiden die ik heb en de vogels. Het gras dat ik maai is veel structuurrijker en gaat langzamer door de magen van de koe. Het zit langer in de pens en de koe laat meer boeren en scheten dan met het eiwitrijke en snel verterende gras van veehouders die vroeger maaien.”
De Boer rekent voor wat het hem kost: Op een miljoen liter melk kort de melkfabriek 6.000 euro. Het geld dat zo binnenkomt gaat naar de veehouders die binnen de norm vallen en levert die bedrijven 15.000 euro op. “Voor het weidevogelbeheer krijg ik een tiende cent, na het verlies van die 6 cent. Dat is dus 1.000 euro en ik loop de 15.000 mis.”
“De oplossing is belonen naar prestatie per hectare. Voor mij geldt dat ik 11.000 liter per hectare melk, terwijl je volgens de norm rond de 18.000 liter uitkomt. Om dat te bereiken zou ik ‘turbo’ moeten gaan boeren. Mijn boodschap zou zijn: denk na hoe het anders kan of ga goed betalen voor wat ik doe, want je stuurt met het huidige systeem het landschap een kant op die je niet wilt. Dit staat haaks op de maatschappelijke wens.”