Berichtenoverzicht

Verschil in omvang en stijl melkveebedrijf groeit

De melkveehouderijsector staat aan de vooravond van grote veranderingen. Er komen roerige jaren aan met veel afvallers, voorspellen agrarische accountants. Daarbij schetsen ze twee hoofdroutes, waarbij de verschillen in bedrijfsomvang en bedrijfsstijl beduidend groter worden dan voorheen.


Verschil in omvang en stijl melkveebedrijf groeit

23 mei 2023

De melkveehouderijsector staat aan de vooravond van grote veranderingen. Er komen roerige jaren aan met veel afvallers, voorspellen agrarische accountants. Daarbij schetsen ze twee hoofdroutes, waarbij de verschillen in bedrijfsomvang en bedrijfsstijl beduidend groter worden dan voorheen.

“We komen in een periode dat de sector flink gaat uitschudden”, zegt Geert Veenstra, relatiemanager bij Alfa Accountants en Adviseurs in Leeuwarden. Het is 17 april 2023 en Veenstra schetst voor een zaal met boeren in Sneek zijn visie op de toekomst. “Ik voorzie een uitstroom van 30 tot 50 procent van de melkveebedrijven in de komende vijf à tien jaar, in elk geval aanzienlijk meer dan we de afgelopen jaren hebben gezien.” Zijn collega Jelmer Sietzema heeft zojuist teruggeblikt op het financieel nu al historische topjaar 2022. Een jaar waarin de kostprijs weliswaar 9 tot 10 cent hoger lag dan voorgaande, maar ook een jaar waarin de melkprijs met gemiddeld 57,3 cent maar liefst 19 cent hoger uitkwam dan in 2021 en zelfs 22 cent hoger dan in 2020. Het gemiddelde winstniveau per bedrijf kwam uit op bijna 200.000 euro. “Je moet wel haast onnozel zijn als je als melkveehouder niet flink geld hebt verdiend in 2022”, zei Sietzema.

Ouderwets krappe marges

Inmiddels staat iedereen in de sector weer met beide benen op de grond. De melkprijs lijkt in rap tempo terug te keren naar een niveau van rond de 40 cent. De kostprijs daalt mee, maar hier en daar toch niet zo hard als de melkprijs. Gevolg: ouderwets krappe marges. “Op basis van de kritische melkopbrengst is een melkprijs van 40 cent momenteel te laag op 9 van de 10 melkveebedrijven”, stelt Sietzema. Terwijl er op basis van het goudomrande inkomen van 2022 ook nog een knoert van belastingaanslag aan zit te komen. “Boeren die onvoldoende hebben gebufferd, krijgen een serieus probleem”, waarschuwt hij.

Omdat geen van beide adviseurs verwacht dat er snel weer zo’n uitzonderlijk jaar komt als 2022 en de politieke onzekerheid over de toekomst van de melkveehouderij nog wel even lijkt aan te houden, voorziet Veenstra in de komende vijf jaar een versnelde uitstroom. Temeer omdat dierhouderij in Nederland onder een blijvend vergrootglas ligt en het niet snel meer goed lijkt te kunnen doen. “Er zijn veel 55-plussers zonder opvolger. Ik kan me voorstellen dat die zeggen: is dit nog wel leuk? Zeker nu melkprijs en liquiditeit weer onder druk komen te staan.” Sietzema verwacht om voornoemde redenen ook een flinke toename van het aantal uitstromers jonger zijn dan 40 jaar.

Veenstra wijst de zaal ook op stijgende rentes op financieringen en matige financiële resultaten bij de 25 procent bedrijven in de staart van het peloton. “Daarvan weet je: die gaan het niet redden. En je ziet het nu al gebeuren, overal in Nederland komen meer melkveebedrijven te koop. Sommige zie je aankomen, maar er zitten ook tussen waarvan je denkt: verrek, die ook al? Nee, er gaat de komende jaren echt wel wat uitstromen en dat proces is al begonnen.” De Alfa-adviseur sluit een krimp van de Nederlandse melkplas van 14 naar 10 miljard kilo melk niet uit. “Zuivelfabrieken zullen meer melk uit het buitenland gaan halen, ook dat zie je nu al gebeuren.”

Jelmer Sietzema en Geert Veenstra werken bij Alfa Accountants en Adviseurs, Rick Hoksbergen bij Countus.

Scherpere verschillen in stijl

De komst van een GVE-norm per hectare is een kwestie van tijd, voorspelt hij. En de verschillen in bedrijfsomvang worden scherper. “Aan de ene kant bedrijven met 500, 600, 700 koeien, die verspreid over meerdere locaties worden gerund door ondernemers die moeten beschikken over organisatietalent. En aan de andere kant het grotere peloton van gezinsbedrijven met tussen de 100 en 200 koeien.” De diversiteit op deze bedrijven zal groot zijn: van meedoen aan een speciale melkstroom tot lagekosten-bedrijf met agrarisch natuurbeheer of tot melk produceren voor het hoogste biologische segment. Voor allen geldt: “Heb visie, weet waar je naartoe wil en heb vooral geen gat in de hand. Wees kostprijsbewust. Zuinig boeren is een must.”

Inspelen op meer gras

Branchespecialist melkvee Rick Hoksbergen van Countus gaf de afgelopen weken ook enkele inleidingen over de toekomst van de sector. Hij voorziet de komende jaren eveneens een scherpere tweedeling in bedrijfsstijlen in de melkveehouderijsector. “De gemiddelde veehouder met 100 tot 200 koeien en een productie van 10.000 kilo melk per koe gaat een beetje verdwijnen. Of hij of zij groeit en intensiveert door naar 300 of meer koeien, met melkproducties van 12.000 à 13.000 kg per koe, vaak in combinatie met monomestvergisting. Of hij of zij blijft op 100 tot 150 koeien en schakelt om naar een meer extensieve en natuurinclusieve manier van boeren, waarbij de melkproductie teruggaat naar 8.000 of misschien zelfs wel 7.000 kg melk per koe”, voorziet Hoksbergen.

Die laatste route hoeft niet ten koste te gaan van het inkomen. Op basis van recente berekeningen van Countus komt verder extensiveren verrassend positief uit de bus. Door via weidegang en eventueel ook zomerstalvoeren te kiezen voor maximaal vers gras voeren – dat toch volop aanwezig is – wordt flink bespaard op krachtvoer, kunstmest en bewerkingskosten. Aan de opbrengstenkant kan de extensiverende melkveehouder door middel van meedoen aan een speciale melkstroom, GLB-eco-gelden, agrarisch natuurbeheer en eventueel carbon farming eveneens een mooie plus bijschrijven. “Met extensivering ga je niet het grote geld verdienen, maar als je het een beetje slim en goed doet, hoeft het je ook zeker geen geld te kosten”, stelt Hoksbergen.

Gebied bepaalt je toekomst

De branchespecialist melkvee van Countus stelt dat het gebied waarin een bedrijf nu zit erg bepalend wordt voor de toekomst. “Melkveehouders willen van nature het liefst veel melken en doorgroeien naar route 1. In gebieden als de kustregio’s in Noord-Nederland of Flevoland is dat misschien een optie, maar niet als je bedrijf ingeklemd zit tussen twee natuurgebieden in Twente of Overijssel. Dan is route 2, extensiveren, zo gek niet”. Hoksbergen verwacht een toenemend aantal bedrijven dat deze kant opgaat. “Het wegvallen van derogatie, uitkoop van boeren, de komst van landschapsgrond: alle pijlen van de overheid zijn gericht op extensivering. En je krijgt voor deze route ook maatschappelijk de handen op elkaar, met een overheid die maar wat graag faciliteert.”

De meeste nationale melk zal uiteindelijk toch komen van de bedrijven die kiezen voor grootschaligheid, intensivering, automatisering, veel melk per koe en het dan bijna onvermijdelijke pad van monomestvergisting en stikstofkraken. “Daar komt straks tweederde van alle melk weg, terwijl ze qua aantal misschien hooguit 20, 25 procent van het aantal melkveebedrijven in Nederland vormen”, voorspelt Hoksbergen. Uitdagingen: bij de komst van een GVE-norm per hectare zullen de melkveehouders ondanks het verwerken van de mest toch voldoende grond onder het bedrijf moeten zien te krijgen, mogelijk via de akkerbouw. De kapitaalsintensiteit van deze bedrijven vraagt om veel cashflow. En: innovaties verouderen snel en moeten dus in relatief korte tijd worden afbetaald.

Positief over toekomst

Terug naar het verhaal van Alfa. De door Veenstra voorspelde exodus moet ook niet worden gedramatiseerd, stelt hij. “Ik geloof heilig in de werking van vraag en aanbod. Minder vee betekent uiteindelijk ook structureel hogere prijzen voor melk en vlees. Op het moment dat er ergens minder van komt, zal de prijs omhooggaan. Wie hier goed doorheen komt en op tijd schakelt, wacht een mooie toekomst met goede opbrengstprijzen”, denkt de relatiemanager van Alfa. “Zorg dus dat je bij die top 25 blijft of komt.”

Ook Hoksbergen is positief gestemd. “Natuurlijk blijft er een sterke melkveesector in Nederland. Het grote voordeel van Nederland is dat alles op heel korte afstand van elkaar zit. Die infrastructuur is uniek in de wereld en mede daardoor blijft Nederland zeer innovatief en competitief.” Een ander argument is het belang van reductie van CO₂-uitstoot. “Ook in Den Haag en Brussel weten ze dat we dat met alleen maar extensiveren niet gaan redden.” Tot een uitspraak over de sectoromvang laat hij zich niet verleiden. “Dat weet ik niet. Boeren in de veenweidegebieden zal op termijn weleens te moeilijk kunnen worden. Maar op zand- en kleigrond blijft volop melkveehouderij, alleen al omdat Staatsbosbeheer het geld niet heeft om al dat landschap te onderhouden.”

Zijn boodschap aan de melkveehouders die willen blijven, is helder: “De tijd van alleen maar melken en FrieslandCampina verkoopt het wel voor je, is voorbij. Kijk goed om je heen in welk gebied je zit, wat daar past en wat de maatschappij vraagt. Richt daar je bedrijf op in. Dat vraagt om een andere mindset. Maar ik zie genoeg jonge boeren die het zo al oppakken en enthousiast aan de slag gaan. Dat stemt hoopvol.”

Staking bij FrieslandCampina

Medewerkers van de FrieslandCampina locatie in Steenderen hebben zaterdagavond 6 mei het werk 24 uur neergelegd. Dat meldt vakbond FNV. Op de locaties in Meppel en Borculo wordt ook gestaakt. De vakbonden eisen onder andere een beter loonbod van de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO). Die liet vorige week een ultimatum met eisen voor een eerlijke cao verlopen.


Staking bij FrieslandCampina

9 mei 2023

Medewerkers van de FrieslandCampina locatie in Steenderen hebben zaterdagavond 6 mei het werk 24 uur neergelegd. Dat meldt vakbond FNV. Op de locaties in Meppel en Borculo wordt ook gestaakt. De vakbonden eisen onder andere een beter loonbod van de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO). Die liet vorige week een ultimatum met eisen voor een eerlijke cao verlopen.

De medewerkers van FrieslandCampina Borculo werkzaam in de 5 ploegendienst staken de ochtenddienst van maandag 8 mei. De overige werknemers werkzaam in Borculo zijn opgeroepen om 8 mei ook te staken. In Meppel leggen medewerkers vanaf dinsdagavond 9 mei tot en met woensdagavond 10 mei het werk 24 uur neer.

De zuivelbedrijven willen niet verder gaan dan 8 procent salaris erbij dit jaar. Dat kan en moet beter, vindt de FNV. De inflatie in 2022 was 10 procent en de eerste maanden van dit jaar gemiddeld ruim 6 procent. De vakbond wil daarom een loonsverhoging die dit compenseert. Daarnaast moeten de salarissen voortaan meestijgen met de prijzen in de winkels. Ook wil de FNV een regeling waarmee oudere werknemers eerder kunnen stoppen met werken.

Minder voerafzet voor ForFarmers in eerste kwartaal

Diervoederfabrikant ForFarmers heeft in het eerste kwartaal van 2023 5,2 procent minder voer afgezet in vergelijking met dezelfde periode in 2022. De daling is vooral te wijten aan een lagere afzet in de varkenssector.


‘We hebben elkaar nodig’

Hank Bartelink is directeur-bestuurder van LandschappenNL en zit aan de hoofdtafel van het Landbouwakkoord.


‘We hebben elkaar nodig’

5 mei 2023

Hank Bartelink is directeur-bestuurder van LandschappenNL en zit aan de hoofdtafel van het Landbouwakkoord.

U bent optimistisch over de gesprekken met de boeren over een Landbouwakkoord. Wat maakt u optimistisch?

Ik ben optimistisch over het welslagen van het akkoord, simpelweg omdat we met elkaar aan de slag moeten in het landelijk gebied. De toestand van de natuur is belabberd, de biodiversiteit holt al decennia achteruit en het landschap verschraalt waar we bij staan. Bovendien is de manier waarop we thans ons voedsel produceren op hoofdlijnen niet langer houdbaar. We moeten met zijn allen toe naar een landbouw die weer in balans is met de omgeving. En alleen wanneer we met elkaar een beeld hebben bij de toekomst van de landbouw, zijn we in staat om voor de boer een aannemelijk en perspectiefrijk toekomstbeeld te schetsen. Landbouw en natuur hebben elkaar nodig, er is sprake van een hoge mate van wederkerigheid.

Welke veranderingen zijn er volgens u nodig in de landbouw om de kwaliteit van natuur en landschap te verbeteren?

Noodzakelijke veranderingen in de landbouw betreffen met name een versterking van de grondgebondenheid, een oplossing voor het mestvraagstuk en een reductie van het gebruik van kunstmest en van chemische bestrijdingsmiddelen. Dergelijke maatregelen moeten leiden tot een significante afname van de druk van de landbouw op de leefomgeving, denk daarbij aan minder stikstofuitstoot, minder verdroging, minder gif in bodem en water, en minder CO2-uitstoot. Naast al deze ‘minders’ verwachten we van de landbouw ook heel veel ‘meer’: een grotere rol in beheer van het landschap, een sterkere bijdrage aan het natuurbeheer, en een verhoging van het aandeel gezond voedsel, bijdragen aan het vasthouden van water, gastheer zijn van het landelijk gebied. Dat vraagt omgekeerd van de maatschappij heldere doelstellingen, voldoende financiële middelen om te kunnen veranderen, zicht op een nieuw (en blijvend) verdienmodel en vertrouwen in politiek en bestuur.

Is er volgens u meer samenwerking nodig tussen de Landschappen (en andere natuurorganisaties) en boeren?

Meer samenwerking is absoluut nuttig en noodzakelijk. We hebben elkaar nodig om onder andere de transitie naar natuurinclusieve kringlooplandbouw echt vorm te kunnen geven. We moeten daarom naar nog meer samenwerking ‘op de grond’, bijvoorbeeld door boeren verantwoordelijk te maken voor onderhoud van landschapselementen, door afspraken te maken over watergebruik. Alleen zo kunnen we echt bijdragen aan het herstel van biodiversiteit, natuur en landschap. En daar hebben we allemaal baat bij.

Wereldwijd aandacht kalf bij koe

Vergezocht en zeer onpraktisch, wordt het houden van kalveren bij melkkoeien wel genoemd. Toch is er momenteel wereldwijd aandacht voor, zegt Nina von Keyserlingk, onderzoeker op het gebied van dierenwelzijn aan de Universiteit van British Columbia in Canada.


Wereldwijd aandacht kalf bij koe

25 apr 2023

Vergezocht en zeer onpraktisch, wordt het houden van kalveren bij melkkoeien wel genoemd. Toch is er momenteel wereldwijd aandacht voor, zegt Nina von Keyserlingk, onderzoeker op het gebied van dierenwelzijn aan de Universiteit van British Columbia in Canada.

“Het is een onderwerp dat niet zal verdwijnen. De belangstelling van media en consumenten voor de manier waarop kalveren op melkveebedrijven worden grootgebracht, blijft toenemen”, zei Keyserlingk op de jaarlijkse bijeenkomst van de Professional Dairy Producers of Wisconsin.

De Noorse onderzoeker Julie Foske Johnson vertelde daar dat melkveehouders in Noorwegen elf jaar geleden het onderzoek dat zij en haar team uitvoerden naar ‘het kalf bij de koe’ afwezen. “Vandaag de dag omarmen ongeveer 1.400 van onze 7.000 melkveebedrijven deze praktijk”, aldus Foske Johnson. “Koe-kalfcontactsystemen zijn de toekomst in ons land.”

Ook in onder andere Schotland, Denemarken, Finland, Duitsland, Zweden, Australië, de Verenigde Staten en Nederland staat het kalf langer bij de koe houden op de (onderzoeks)agenda, wist Von Keyserlingk te vertellen.

In Nederland zijn nu zo’n veertig melkveehouders die hun kalveren bij de koe houden, op allerlei verschillende manieren, meldt de website Verantwoorde Veehouderij. En bij Albert Heijn is al kalf-bij-koe-melk te koop. Om de kennis en kunde van kalf-bij-koe-melkveehouders te verspreiden, ontwikkelde Caring Farmers de website ‘Kalfjes bij de Koe’ met informatie voor melkveehouders over het houden van het kalf bij de koe. Op de site staan filmpjes, praktijkervaringen en links.

‘Of je een optimist bent?’

Er zijn zoveel redenen om het niet te doen, zoveel redenen om je niet de verantwoordelijkheid en (maatschappelijke) lasten van een veehouderijbedrijf op de hals te halen. Dat geldt voor de veehouderij in het algemeen en wellicht nog meer voor de intensieve veehouderij. De sectoren zullen niet meer groeien, het wordt overleven in een krimpende sector met krimpend draagvlak.


‘Of je een optimist bent?’

24 apr 2023

Er zijn zoveel redenen om het niet te doen, zoveel redenen om je niet de verantwoordelijkheid en (maatschappelijke) lasten van een veehouderijbedrijf op de hals te halen. Dat geldt voor de veehouderij in het algemeen en wellicht nog meer voor de intensieve veehouderij. De sectoren zullen niet meer groeien, het wordt overleven in een krimpende sector met krimpend draagvlak.

Wat niet krimpt is de mondiale vraag, maar die markt is niet de best betalende. Wat groeit is de wet- en regelgeving en de macht van maatschappelijke organisaties en de retail. V-Focus-columnist en varkensarts Rick Janssen besprak met jonge varkenshouders de vraag: wel of niet doorgaan met het varkensbedrijf?

Het antwoord op de vraag ligt volgens Janssen niet in het krijgen van perspectief van de overheid, niet in de stabiliteit van de prijzen en niet in de verandering van het mondiale consumptiepatroon, noch in het consumptiepatroon in de directe afzetomgeving. Het antwoord op de vraag ligt 100 procent bij de ondernemer zelf. Heeft hij of zij zoveel passie voor het houden van varkens, dat hij of zij bereid is het bedrijf doorlopend aan te passen aan de regionale omstandigheden, de veranderende markt en aan nieuwe regels? Als je daarvoor elke ochtend de stal in wil, dan is er perspectief. Je moet wel een rasechte optimist zijn als je er vasthoudend van overtuigd blijft dat jouw bedrijf elke tegenslag doorstaat en er uiteindelijk beter uitkomt. Die tegenslagen blijven namelijk gegarandeerd komen.

De eerste vraag die we zouden moeten stellen aan een gedoodverfde bedrijfsopvolger moet niet over het bedrijf of de sector gaan. Niet of de markt wel perspectief biedt, niet of intensieve veehouderij wel past in de omgeving en niet of het bedrijf wel toekomstbestendig is. Of je een optimist bent die onvermoeid door wil zoeken tot een nieuwe weg gevonden is, dat is de eerste vraag aan elke gedoodverfde overnamekandidaat. Deze vraag is bovendien veel makkelijker te beantwoorden dan alle vragen over het bedrijf en de markt, want het antwoord komt rechtstreeks uit je hart. Zeker als je weet dat wat je gaat doen niet makkelijk zal worden.

Methaanemissie verlagen kan ook met vers gras

Al twee jaar op rij laat de beweidingsproef van Wageningen Livestock Research zien dat de methaanemissie op basis van vers gras mogelijk te hoog wordt ingeschat. Daarover schrijft Wageningen University & Research.


Methaanemissie verlagen kan ook met vers gras

18 apr 2023

Al twee jaar op rij laat de beweidingsproef van Wageningen Livestock Research zien dat de methaanemissie op basis van vers gras mogelijk te hoog wordt ingeschat. Daarover schrijft Wageningen University & Research.

Uit de resultaatanalyse in 2022 blijkt dat de methaanemissie in 2020 én 2021 bij volledige weidegang het laagst is, vergeleken met zomerstalvoedering en graskuil. Met vers gras en weidegang kunnen melkveehouders dus niet alleen de ammoniak-, maar ook de methaanemissie verminderen.

In het Klimaatakkoord zijn doelen vastgelegd om zowel de ammoniak- en methaanemissie te verlagen. Hoe eiwit in vers gras de ammoniakemissie beïnvloedt, is al redelijk goed bekend. Daarom onderzoekt Wageningen Livestock Research (WLR) wat de werking is tussen vers gras en enterisch methaan: methaan dat ontstaat door fermentatie in de pens van melkkoeien. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, heeft Wageningen Livestock Research in 2020 en 2021 exact dezelfde proef uitgevoerd op de Dairy Campus in Leeuwarden. In proefonderdeel A maakten de onderzoekers een vergelijking tussen een volledig graskuilrantsoen, volledige weidegang en volledig vers gras op stal oftewel zomerstalvoedering. In onderdeel B vergeleken zij gras met een korte groeiduur en gras met een langere groeiduur.

De resultaten van de meta-analyse over 2020 en 2021 laten zien dat de enterische methaanemissie het laagst is bij volledige weidegang en bij gras met korte groeiduur, ongeacht het jaar of de periode. De gemiddelde methaanopbrengst bij volledige weidegang was 17,2 g methaan/kg droge stof, bij zomerstalvoedering 18,3 g methaan/kg droge stof en bij graskuil 21,0 g methaan/kg droge stof. Ook de groeiduur van gras blijkt relevant, hoewel de verschillen numeriek kleiner zijn: de methaanopbrengst van gras met een korte groeiduur bij beperkte weidegang was 20,0 g methaan/kg droge stof en bij beperkte weidegang op lang gras was dit 20,9 g methaan/kg droge stof.

De gemeten spreiding in methaanemissie hangt af van seizoen, oogstmethode en groeistadium, en dat biedt perspectief voor het verminderen van enterische methaanemissie op basis van graslandmanagement. De onderzoekers concluderen dat de methaanemissie van vers gras samenhangt met de kwaliteit van het verse gras tijdens het seizoen. Verschillende voedingswaarden van het verse gras lijken de methaanemissie te beïnvloeden. Uit dit onderzoek blijkt namelijk ook dat de methaanopbrengst hoger was bij een hoger NDF- of ruwe celstofgehalte of een lagere verteringscoëfficiënt van organische stof. Dit is in lijn met inzichten uit eerder onderzoek. Een opvallende hypothese is dat de afbraak van suikers mogelijk anders verloopt bij vers gras dan bij graskuil en op basis van eerder onderzoek. Dit wordt in het vervolg van het onderzoek verder uitgezocht.

Uit de resultaten blijkt dat de gemiddelde emissiefactor van vers gras mogelijk te hoog wordt ingeschat. Bovendien houdt de huidige emissiefactor geen rekening met seizoen, oogstmethode en groeistadium. De gemeten spreiding in methaanemissie door seizoen, oogstmethode en groeistadium laat zien dat het niet alleen belangrijk is om het niveau van de emissiefactor van vers gras juist in te schatten, maar dat daarbij ook de graskwaliteit moet worden meegenomen. Het onderzoek toonde met name een opvallend lage methaanopbrengst bij het voorjaarsgras. Twee jaar op rij werd in het voorjaar een methaanopbrengst van minder dan 14,8 g methaan/kg droge stof gemeten. Hoewel de gevonden resultaten consistent zijn, is hiervoor nog geen eenduidige verklaring gevonden.

Wanneer duidelijk is welk mechanisme de methaanemissie van (voorjaars)gras veroorzaakt, kan WLR werken aan het vaststellen van een nieuwe emissiefactor. Naar verwachting zijn hiervoor nog meerdere groeiseizoenen onderzoek nodig. Daarna kan met voldoende zekerheid worden gekeken hoe melkveehouders vers gras op een juiste manier kunnen inzetten als praktijkmaatregel om de emissie van methaan en ammoniak te verminderen. Sinds 2022 richt dit onderzoek op de Dairy Campus zich daarom ook op het effect van bijvoeding met graskuil naast (beperkte) weidegang.

Geen afroming fosfaatrechten bij inbreng in bv

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroepszaak die Flynth had aangespannen over de afroming van fosfaatrechten, bij overdracht van een onderneming aan een bv. Het beroep is gegrond verklaard. Wat de uitspraak betekent voor andere ondernemers, legt het adviseurkantoor uit.


Geen afroming fosfaatrechten bij inbreng in bv

13 apr 2023

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroepszaak die Flynth had aangespannen over de afroming van fosfaatrechten, bij overdracht van een onderneming aan een bv. Het beroep is gegrond verklaard. Wat de uitspraak betekent voor andere ondernemers, legt het adviseurkantoor uit.

Voor het houden van koeien heeft een melkveehouder fosfaatrechten nodig, zo’n 40 per melkkoe. De prijs van fosfaatrechten ligt tegenwoordig rond de 135 euro per stuk. Bij de (tijdelijke) overdracht van fosfaatrechten geldt bijna altijd een afroming van 10 procent. Er bestaat een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld bij overdracht binnen de familie (eerste, tweede of derde graad).

Een melkveehouder brengt zijn bedrijf in, in een bv. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is van mening dat hier wél sprake moet zijn van afroming, omdat de bv een ander KVK-nummer heeft en er daardoor sprake is van een ander bedrijf. Er vindt een afroming van 55 fosfaatrechten plaats. Flynth is daartegen in beroep gegaan omdat in de wet staat dat er alleen afroming plaatsvindt als de fosfaatrechten overgaan naar een ander bedrijf. Een bedrijf is een complex van gebouwen en grond.

De stelling van Flynth: bij overdracht van het bedrijf aan een bv gaan de fosfaatrechten niet naar een ander bedrijf en zou er dus geen afroming plaats moeten vinden. Dit in tegenstelling tot het inbrengen van losse fosfaatrechten, waarbij dit wel het geval is. RVO maakt hierin geen onderscheid, zolang er een registratie is op naam (en KVK-nummer) van een rechtspersoon. De rechter geeft nu aan dat dat niet klopt.

De casus betrof de wijziging van de rechtsvorm van het bedrijf: van vof naar bv, met dezelfde personen als bestuurder. Als een rechtspersoon het beheer overneemt van de gebouwen en bijbehorende grond van een melkveebedrijf dan kunnen alle op dat bedrijf rustende fosfaatrechten mee overgaan, zonder afroming. Dat betekent een succes voor de ondernemer, die nu 55 fosfaatrechten terugkrijgt met een waarde van ruim 7.000 euro. Daarnaast heeft de ondernemer ook recht op een schadevergoeding. Het is ook goed nieuws voor elke veehouder die ook de bv in wil. En mogelijk ook voor overnemende en overdragende partijen die geen naaste familie zijn.

Bron: Flynth