De mate waarin een koe methaan uitstoot bij de vertering, is te beïnvloeden door fokkerij en voeding en met supplementen. Deze zogenoemde enterische emissie naar nul brengen, is volgens onderzoekers uit de Verenigde Staten niet mogelijk. Het verlagen ervan via door fokkerij, voeding en supplementen kent overigens nadelen – schrijven de onderzoekers in hun verslag…
Methaan is het belangrijkste broeikasgas bij de productie van melk. Het komt vrij bij de vertering van voer in de pens, en in mindere mate via de opslag van mest.
Vier Amerikaanse wetenschappers deden onderzoek naar het reduceren van de uitstoot van enterisch methaan in de melkveehouderij. Een groot deel van hun studie betrof literatuuronderzoek.
De Verenigde Staten kennen veel minder dwingende regels rond klimaat, mest en stikstof dan Europa. Dit verklaart mede waarom het onderzoek zich nadrukkelijk richt op technologische oplossingen en bedrijfsmaatregelen, en veel minder op systeemveranderingen.
Als de melkveesector zijn klimaatdoelstellingen serieus neemt, moet de uitstoot van methaan flink omlaag, stellen de onderzoekers. Zij berekenden dat een reductie van minstens 50 procent in enterisch methaan noodzakelijk is om een ‘netto emissie van nul’ te bereiken. Daarvoor zetten zij een breed pakket aan maatregelen in – van genetische selectie en aangepaste voeders tot methaanremmers, mestvergisting en efficiënter energiegebruik op het bedrijf.
De afgelopen decennia is de uitstoot per liter melk in de Verenigde Staten al flink gedaald, vooral doordat de melkproductie per koe sterk is toegenomen. Door genetische vooruitgang, betere rantsoenen en verbeterde diergezondheid lukt het veehouders steeds meer liters melk te produceren met minder dieren. Maar die trend stuit volgens de onderzoekers op natuurlijke grenzen: de koe kan niet oneindig efficiënter worden zonder in te leveren op gezondheid of duurzaamheid.
Een veelbelovende route is het aanpassen van het rantsoen. Minder ruwvoer en meer zetmeel leidt doorgaans tot minder methaanvorming, al vraagt dat om zorgvuldige afstemming op pensgezondheid. Het toevoegen van vetten aan het voer blijkt ook een effectieve maatregel, zolang het aandeel beperkt blijft en de voeropname niet negatief wordt beïnvloed.
In veel landen worden inmiddels voederadditieven ingezet die specifiek gericht zijn op het onderdrukken van methaanproductie in de pens. Het bekendste voorbeeld is 3-NOP, hier bekend als Bovaer, een synthetische stof die het enzym remt dat verantwoordelijk is voor de methaanproductie. Bij melkkoeien leidt dit middel tot methaanreducties tot 40 procent, zonder nadelen voor de melkproductie. Ook het gebruik van rood zeewier (Asparagopsis) wordt onderzocht.
Genetische selectie
Genetische selectie op lage methaanuitstoot blijkt technisch haalbaar. Methaanproductie is in beperkte mate erfelijk, maar hoewel fokken op dit kenmerk mogelijk is duurt het meerdere generaties om substantiële winst te boeken. Daarbij is er een belangrijk aandachtspunt: koeien die van nature minder methaan produceren, verteren vezels mogelijk minder goed, wat ongewenst is in grasrijke kringloopsystemen zoals in Nederland wordt nagestreefd.
De onderzoekers benadrukken dat geen enkele maatregel op zichzelf voldoende is. Alleen met een combinatie van strategieën – genetica, voeding, additieven, energie-efficiëntie en mestmanagement – is de beoogde reductie haalbaar. In de praktijk blijkt dat combinaties niet een optelsom van de afzonderlijke ingrepen opleveren. Soms werken ze elkaar zelfs tegen. Zo blijkt een combinatie van vet, nitraat en 3-NOP minder effectief dan verwacht, of kan zelfs negatieve effecten hebben op voeropname of productie.
De beschikbare technieken en additieven kosten geld, maar leveren op korte termijn geen extra opbrengst. Voor melkveehouders die werken met krappe marges is dat een lastige afweging. Zonder financiële prikkels – zoals carbon credits, premies vanuit de keten of subsidies – komen veel maatregelen dan ook niet van de grond. De onderzoekers pleiten daarom voor overheidsbeleid dat toepassing van methaanreducerende strategieën ondersteunt en versnelt.
Een open vraag is hoe methaanreductie zich verhoudt tot diergezondheid en melkproductie op de lange termijn. Methaanvorming is in wezen een vorm van energieverlies voor de koe, dus in theorie kan een lagere methaanproductie de voerefficiëntie verbeteren. Maar dat gaat alleen op als de verteerbaarheid en fermentatieprocessen niet worden beïnvloedt. Sommige studies tonen aan dat de voeropname daalt bij sterke methaanreductie.
